De bizarre naam van deze veelkleurige stroom zou ontstaan zijn als gevolg van een afgewezen liefde van een kreupel en gebocheld boerenmeisje dat verliefd werd op een Bretoense prins.
La Vilaine, zoals ze werd genoemd, stierf van verdriet maar haar tranen liepen in een beekje weg dat aangroeide tot een prachtige stroom die zich vele kilometers ver tussen hoge rotsen een weg baande naar de oceaan.
De rivier kreeg aldus de naam van het onfortuinlijk meisje, een naam die wel heel erg contrasteert met de schoonheid van deze waterloop.
RENNES.
De Vilaine ontspringt oostelijk van Vitré in Bretagne, 225 km lang, en bevaarbaar vanaf enkele kilometers stroomopwaarts van Rennes.
Rennes is de hoofdstad van Bretagne en is een universiteitsstad met een bruisend studentenleven.
Het oude stadsgedeelte is zeker het bezoeken waard en op zaterdagmorgen is de markt op de Place des Lices een aanrader.
Vanzelfsprekend vinden we in Rennes een mooie kathedraal, prachtige musea, het paleis van het parlement van Bretagne en ook één van de mooiste Franse tuinen in het Parc du Thabor.
Rennes ligt op de samenvloeiing van de Vilaine en de Ille; de Vilaine loopt er voor een deel onder een grote parking door een tunnel.
Waar het kanaal Ille et Rance-Vilaine en de Vilaine samenkomen in Rennes is er een gratis aanlegplaats aan de quai Saint-Martin.
Verschillende sluizen liggen in de stad en deze kunstwerken zijn dus uiteraard ook een toeristische trekpleister.
Bij de Quai Saint-Cyr kan men gratis aanleggen en bevindt men zich midden in de stad.
We verlaten de stad en varen over een deels gekanaliseerde Vilaine die omgeven is door vijvers rond de oude Vilainebedding; we ervaren hier de groene long van een grootstad.
Van Rennes tot Messac zien we ook aan elke sluis een barrage en een watermolengebouw.
Ook het uitzicht van de huizen verandert: de granieten bouwsels van het noorden gaan stilaan over in een rode schaliesteen.
De halteplaatsen onderweg zijn meestal goed uitgerust en zijn soms gratis en soms betalend.
De Vilaine stroomt zachtjes kronkelend door een quasi zachtheuvelend landschap.
Een hele tijd vormt ze de grens tussen de departementen Ille-et-Vilaine en Loire-Atlantique.
REDON.
Van Redon wordt gezegd dat het de binnenwaterhoofdstad is van Bretagne.
Er kruisen hier twee belangrijke waterlopen: de Vilaine – die deel uitmaakt van de noord-zuid verbinding tussen Saint-Malo (het Kanaal) en Arzal (Atlantische Oceaan) – en het kanaal van Nantes naar Brest – dat oost-west door Bretagne loopt.
Dit kanaal is spijtig genoeg niet meer helemaal te bevaren doordat men middenin een stuwdam heeft gebouwd: Mur de Bretagne.
De Benidiktijner abdij (IXe eeuw) Saint-Sauveur – eens de grootste abdij in Frankrijk – wijst op een rijk verleden van deze eerder kleine stad.
Niet ver hiervandaan wordt men ondergedompeld in de gezelligheid van een typisch Frans provinciestadje rondom een groot dok waarin zich de jachthaven bevindt.
Hier liggen heel wat zeiljachten, want van hieruit kan men met staande mast varen en zeilen tot aan de oceaan die een 50-tal km verder ligt.
Hiervoor hoeft men slechts één brug in Cran te laten opengaan en door één sluis in Arzal te schutten; twee andere bruggen hebben een doorvaarhoogte van minstens 50 meter.
De ophaalbrug in Cran heeft een doorvaarhoogte in gesloten toestand van 5,80 m.
De Vilaine stroomt nu door de departement Morbihan.
FOLEUX.
Als we Redon verlaten is de Vilaine eerst een kronkelende rivier met tal van kreekjes afkomstig van omliggende moerassen; het spotten van heel wat vogels en vooral watervogels is een streling voor het oog.
Even ten zuiden van Redon, bij de sluis Bellions van het kanaal naar Nantes, treffen we een steengroeve die beheerst wordt met een houten belvédère gemaakt door een Russische kunstenaar; de site wordt nog verder uitgebouwd tot een openlucht theaterplaats.
En dan 25 km voorbij Redon komen we bij Foleux
Het dorp ligt wel een 5 km van de Vilaine verwijderd, maar aan weerszijden van het water heeft zich een maritiem centrum ontwikkeld met honderden jachten en vooral zeiljachten.
In de scherpe 90-graden bocht liggen ze langs steigers en zijn er ook heel wat vastgemaakt in lange rijen aan boeien.
Ook het landschap verandert hier plots drastisch; de stroom zal zich verder tussen hoge falaise-rotsen wringen tot aan de zee.
Doordat er geen oeververbindingen zijn, is het gewone toerisme nog niet doorgedrongen in deze prachtige omgeving.
Alleen Franse watersporters lijken deze streek te hebben ingenomen.
LA ROCHE BERNARD.
Na een bocht zien we plots twee hoge bruggen die de bovenkant van de rotsen met elkaar verbinden; we naderen La Roche Bernard.
Weerom een maritiem centrum aangelegd rond een solitaire rots die uit het water oprijst.
Het bijhorende plaatsje heeft zich wel op de toeristische kaart kunnen zetten: gezellige terrassen langs de waterkant langs weerszijden van de rots.
’s Avonds, als de dagtoeristen weg zijn, wordt de site ingenomen door de bootbevolking.
Het is er best gezellig vertoeven.
Even verder komen we in Arzal-Camoël waar een sluis ons scheidt van de zee.
Een barrage van 500 m breed en een grote jachtensluis met aan de binnenkant twee grote jachthavens.
De Vilaine is hier als het ware een kalme binnenzee waar yachting hoogtij viert.
Aan de oceaanzijde moet men nog een een 10-tal km varen om in volle zee te geraken; de waterweg is goed betond maar niet heel diep bij laagwater.
Heel wat zeilers die het zuiden van Bretagne bezoeken voelen zich aangetrokken door de Golf van Morbihan; nochtans ietwat verder oostwaarts de Vilaine opvaren en het binnenland verkennen met staande mast is ook een heel aparte beleving.
Ook kan men ter plaatse overal zeilboten huren.
Huur een boot ! Comfortabele huurboten verkregen we via en bij:
RiverYachts – Nieuwendorpe 41 – 9900 Eeklo
Tel: +32 473 271 770 – info@riveryachts.be – -https://www.riveryachts.be
Canalous Plaisance – BP 63 – 71160 Digoin – France
Tel. +33 385 537 674 – resa@lescanalous.com – -https://www.canalous-plaisance.fr/
Cris’Boat Croisières – 75 rue de Vannes – Zone Portuaire – 35600 Redon
Tel. +33 299 710 805 – crisboat@orange.fr – http://www.crisboat.com/
Tekst Georges JANSSENS